Personeel niet in loondienst neemt schrikbarend toe
Uit de ZorgRating benchmark blijkt dat in de zorgsector in 2017 een recordbedrag van meer dan € 2 miljard is uitgegeven aan personeel niet in loondienst (op basis van circa 700 zorginstellingen). De ouderenzorg spant daarin de kroon met een stijging van 6% in 2016 naar 8,5% van de totale personeelskosten in 2017. Ook in de gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg is de stijging fors: van 5% in 2016 naar circa 6,5% in 2017. Traditioneel schommelt het percentage dat aan personeel niet in loondienst wordt uitgegeven rond de 5%. Wat is de achtergrond en welk signaal geeft dit af?
Stijging werkgelegenheid zorg en welzijn
De sector zorg en welzijn telt momenteel bijna 1,2 miljoen medewerkers en is goed voor 13% van alle banen in Nederland. De afgelopen jaren was er nog een daling in werkgelegenheid waarneembaar. Deze trend is in 2017 omgezet naar groei, waarbij de verwachting is dat de groei ook in 2018 en daarna doorzet. Per branche zijn er verschillen. Zo nam het aantal banen in de huisartsen- en overige zorg de afgelopen jaren wel toe vanwege een verschuiving naar de eerste lijn. Daar zal de groei de komende jaren doorzetten. In de verpleging, verzorging en thuiszorg was het verlies van banen het grootst, maar hier wordt voor de komende jaren een relatief sterke groei verwacht. (UWV, 2018)
Wat is de oorzaak hiervan?
Dit komt vooral door het kwaliteitskader verpleeghuiszorg waarin normen zijn opgenomen voor de bezetting, de verwachte uitstroom van oudere medewerkers en de stijging van het aantal oudere hulpbehoevenden (dubbele vergrijzing). Er worden dan ook grote tekorten verwacht op de arbeidsmarkt, die in sommige regio’s zelfs nu al duidelijk voelbaar zijn. De stijging in het ziekteverzuim die zichtbaar is in de zorg is een oorzaak, maar wellicht ook een gevolg van de tekorten: een stijgende werkdruk leidt over het algemeen al snel tot een stijgend verzuim en al snel ontstaat een vicieuze cirkel.
Regionale en landelijke maatregelen
De focus in de zorg ligt op dit moment op de RAAT’s: de Regionale Actieplannen Aanpak Tekorten. Via RAAT worden acties, gericht op het tegengaan van de tekorten, gebundeld en wordt samenwerking gestimuleerd om te komen tot een integrale arbeidsmarktaanpak voor zorg en welzijn. Dit gebeurt in samenwerking met zorg- en welzijnsorganisaties en onderwijsinstellingen, en wordt door VWS via de sectorplannen Plus gecofinancierd. SectorplanPlus is een meerjarige subsidie van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor werkgevers in zorg en welzijn om een extra impuls te geven aan opleidingsprojecten die zijn gericht op nieuwe instroom, met ontslag bedreigde medewerkers, omscholing binnen de organisatie via kwalificerende scholing of opleidingen tot praktijkbegeleiders. Voor SectorplanPlus heeft het ministerie van VWS € 320 miljoen gereserveerd, waarvan het grootste deel (€ 260 miljoen) is geoormerkt voor de verpleeghuissector.
De verwachting van VWS is dat met deze maatregelen in totaal zo´n 170.000 professionals in zorg en welzijn extra worden ondersteund. Het RAAT bestaat uit concrete doelstellingen die samen moeten leiden tot:
- Verhogen van de instroom- en opleidingscapaciteit (Actielijn 1)
- Positief beïnvloeden van de loopbaankeuze van jongeren (Actielijn 2)
- Verhogen van het opleidingsrendement (Actielijn 3)
- Vergroten van de opleidingsmogelijkheden (Actielijn 4)
- Bieden van een aantrekkelijke werkomgeving en werkklimaat (Actielijn 5)
Naast de regionale plannen van de werkgevers werken de brancheorganisaties (VGN, Actiz, etc.) aan landelijke campagnes om meer mensen te interesseren voor een baan in de zorg.
Sterke toename inzet personeel niet in loondienst
Het tekort aan personeel is dus één van de belangrijkste uitdagingen waar bestuurders in de zorg mee te maken hebben. De vraag naar personeel is groot en kan niet altijd worden ingevuld door het huidige aanbod. Een gevolg hiervan is dat zorginstellingen meer afhankelijk zijn en worden van uitzendbureaus en ZZP’ers. Uit de ZorgRating benchmark blijkt dat in 2017 een recordbedrag is uitgegeven aan personeel niet in loondienst (zie grafiek 1). De ouderenzorg spant daarin de kroon met een stijging van 6% in 2016 naar 8,5% in 2017. Maar ook in de gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg is de stijging fors: van 5% in 2016 naar circa 6,5% in 2017. Traditioneel schommelt het percentage dat aan personeel niet in loondienst wordt uitgegeven rond de 5%.
Grafiek 1. Ontwikkeling van PNIL ten opzichte van totale personeelskosten
Kostenperspectief
Personeel niet in loondienst is -inclusief BTW wat voor de zorg een kostenpost is- vaak aanzienlijk duurder als personeel in loondienst. Als deze trend zich doorzet, vloeien de extra middelen die voor de zorg beschikbaar zijn gesteld voor een groot deel naar de uitzendbureaus toe en terug in de overheidskas (BTW). Het is dan ook niet voor niets dat de uitzend- en detacheringsbureaus op dit gebied snel groeien: er valt veel geld te verdienen voor commerciële partijen.
Kwaliteitsperspectief
Personeel niet in loondienst kan tijdelijk extra expertise en kwaliteit brengen, en een oplossing zijn bij tijdelijke vervangingsbehoefte (bij bijvoorbeeld zwangerschap) of om pieken in de bezetting op te vangen. Daarnaast vormt het de flexibele schil van de zorginstelling. Uit de analyse blijkt dat de GGZ hier in 2012-2015 gebruik van heeft gemaakt om de klinische capaciteit afbouw op te vangen. Voor een goede kostenvergelijking moet met de prijs voor deze flexibiliteit en het feit dat de zorginstelling geen geld hoeft uit te geven aan pensioenopbouw, vervanging tijdens vakantie, vakantiegeld et cetera.
Structurele invulling van vacatures met personeel niet in loondienst, wat gezien de stijging het geval lijkt te zijn, is ons inziens niet alleen duur maar ook wegens kwaliteitsredenen vaak ongewenst: wisselende gezichten voor de cliënten en minder betrokkenheid bij de organisatie.
Waarom willen steeds meer zorgmedewerkers niet meer in loondienst van een zorginstelling werken?
Het hogere uurloon lijkt verrassend genoeg in veel gevallen niet de voornaamste reden dat zorgmedewerkers zich steeds vaker via uitzendbureaus of ZZP-constructies laten inhuren. Uit de markt pikken wij signalen op dat ook het kunnen werken van meer uren (grotere contractomvang), het meer invloed kunnen uitoefenen op diensten (wanneer wel en niet werken, bijvoorbeeld minder kleine diensten en nachtdiensten) en het minder hoeven uitvoeren van administratieve taken een rol spelen om niet meer in loondienst bij een zorginstelling te willen werken.
Signaal
Over het algemeen heeft de stijging van PNIL geleidelijk plaatsgevonden en veel zorginstellingen zijn zich dan ook niet zo bewust van deze ontwikkeling en de bedragen die ermee gemoeid zijn.
Wij denken dat de stijging van PNIL een belangrijk en niet te onderschatten signaal afgeeft: een deel van de medewerkers zoekt de zelfstandigheid of het uitzendbureau op omdat hun werkgevers hen onvoldoende (kunnen) bieden wat zij vragen. Het zou interessant zijn om te onderzoeken of de thema’s die bij deze medewerkers spelen breder aan de orde zijn en deze thema’s aan te pakken. De financiële businesscase is waarschijnlijk ook zonder subsidies snel gemaakt: het geld dat nu als marge naar de uitzendbureaus toevloeit kan worden ingezet voor deze oplossingen.
Wilt u meer weten over dit artikel of over ZorgRating?
Stel uw vraag via onderstaand formulier of neem contact op met onze adviseurs. De ZorgRating benchmark wordt jaarlijks uitgevoerd door Finance Ideas en brengt de financiële prestaties en kredietwaardigheid van circa 800 zorginstellingen weer. In één oogopslag een vergelijking van de financiële prestaties en kredietwaardigheid van zorginstellingen in Nederland vanuit een bank perspectief. Bekijk de meest recente publicatie van de benchmark ZorgRating.
Dit blog is geschreven door Pim Diepstraten in samenwerking met Natasja Baroch (bestuurder in de zorg).
"*" geeft vereiste velden aan