De balans tussen zekerheid en flexibiliteit in de leningportefeuille
Zorginstellingen hebben een risicomijdend treasurybeleid. Gezien de maatschappelijke verantwoordelijkheid om bedachtzaam met publieke middelen om te gaan een uitgangspunt dat niet ter discussie staat. Ten aanzien van treasury uit zich dit vaak in het zo lang mogelijk vastzetten van de rente. Dit geeft veel zekerheid. Die hoge mate van zekerheid is prettig, maar heeft ook een prijs (naast meestal een hogere rente): het gaat vaak ten koste van de flexibiliteit in de leningportefeuille.
Waarom flexibiliteit in de leningportefeuille?
Flexibiliteit in een leningportefeuille uit zich onder andere in de mogelijkheid om leningen vervroegd te kunnen aflossen. Dit kan om meerdere redenen een overweging zijn, maar de belangrijkste zijn:
- Inzet van structurele overliquiditeit
- Verkoop van vastgoed
- Herstructurering leningportefeuille
- Heroverweging positie/relatie bestaande financier(s)
In een aantal van bovenstaande situaties wordt een vervroegde aflossing van de lening zelfs verplicht gesteld door financiers. Zo zijn financiers in bepaalde situaties alleen bereid tot het vrijgeven van zekerheden wanneer de verkoopopbrengsten van vastgoed worden aangewend voor vervroegde aflossing van leningen. Vervroegd aflossen van leningen is echter niet kosteloos bij een lagere huidige marktrente in vergelijking met het afgesloten renteniveau. Door het vervroegd aflossen loopt de financier namelijk rente gedurende de resterende looptijd mis. Hiervoor wordt een vergoeding (boeterente) in rekening gebracht. Vervroegd aflossen kan hierdoor een dure aangelegenheid zijn. Hoe langer de resterende looptijd van de lening, des te hoger de boeterente die moet worden betaald.
Hoe kunt u flexibiliteit inbouwen?
Op renteherzieningsmomenten kan in principe boetevrij vervroegd worden afgelost. Door te variëren in de renteperiode van de leningen kan de gewenste flexibiliteit worden ingebouwd. De renteperiode hoeft dus niet gelijk te zijn aan de juridische looptijd van een lening. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om de rente van een 30-jarige WFZ-geborgde lening voor 10 jaar vast te zetten. Het is daarom raadzaam voor zorginstellingen om verschillende leningen af te sluiten met diverse looptijden en renteherzieningsmomenten (een zogenaamde dakpan-constructie). Hiermee worden de renterisico’s verspreid zodat deze ook beheersbaar zijn en een mogelijk stijgende rente voor een beperkte impact zorgt.
Een andere mogelijkheid is om in de kredietvoorwaarden de mogelijkheid tot extra boetevrij aflossen op te nemen. Op basis van de algemene voorwaarden is het soms al mogelijk om jaarlijks maximaal 5% van de oorspronkelijke hoofdsom boetevrij af te lossen. Dit kan in de onderhandelingen met de meeste commerciële banken worden opgerekt naar 10% á 20%. Uiteraard heeft dit wel gevolgen voor het rentetarief. De extra opslag is over het algemeen beperkt en acceptabel. Een bewuste keuze tussen flexibiliteit en kosten blijft vanzelfsprekend belangrijk. Voor geborgde financiering is boetevrij aflossen op basis van de standaardovereenkomsten niet mogelijk (behalve bij een renteherzieningsmoment). Ook in de onderhandelingen met de Europese Investeringsbank zijn dergelijke mogelijkheden zeer beperkt.
Flexibiliteit tijdens de bouwfase
Tijdens de bouwfase van nieuwe investeringen is flexibiliteit in de financiering nodig. De bouwfase is omgeven door onzekerheden. Niet alleen qua hoogte van de bouwkosten, maar juist ook de timing van de uitgaven. In de financiering kan hiermee rekening worden gehouden door een kasgeld- of investeringsfaciliteit af te sluiten voor de duur van de (ingeschatte) bouwperiode. Hiermee kan de liquiditeitsbehoefte die ontstaat vanuit de bouw worden afgestemd op de beschikbare financiering. Overliquiditeit (of juist een tekort aan liquiditeit) kan hiermee zoveel mogelijk worden voorkomen. Na afronding van de bouw wordt het opgenomen deel vanuit de faciliteit geconsolideerd in langlopende financiering. Tussentijdse consolidatie is in sommige gevallen ook mogelijk en aan te raden (zie verderop in het artikel).
Maar hoe zit het dan met het renterisico?
Natuurlijk moet een zorginstelling geen onnodig renterisico lopen. Het WFZ hanteert de vuistregel dat jaarlijks bij voorkeur niet meer dan 15% á 20% van de leningportefeuille (op basis van de resterende hoofdsom) blootstaat aan een renteherziening of herfinanciering. Het is wel belangrijk om ook de absolute omvang van de renteherziening of herfinanciering op een bepaald moment mee te nemen. Bij een kleinere portefeuille wordt de relatieve norm al snel overschreden, maar kan de absolute omvang nog steeds acceptabel zijn. Bij een herfinanciering is overigens niet alleen sprake van een renterisico, maar uiteraard ook een liquiditeitsrisico (beschikbaarheid). Ook is het natuurlijk eenvoudiger om meer flexibiliteit in een grote leningportefeuille in te bouwen, dan in een kleinere.
Zekerheid over de rente tijdens de bouw
Bij voorfinanciering vanuit een kasgeld- of investeringsfaciliteit betaalt de zorginstelling een variabele rente, bestaande uit de marktrente en een opslag (vergelijkbaar met een rekening-courant faciliteit). Hierop loopt de zorginstelling dus een renterisico. Bij een faciliteit met een grote omvang kan het renterisico worden beperkt door tussentijds te consolideren in langlopende leningen. Deze mogelijkheid dient bij ongeborgde financiering in de onderhandelingsfase wel te worden besproken. Daarnaast dient ook de opslag op de voorfinancieringsfaciliteit tijdens de looptijd vast te staan. Over het niveau van de opslag moet onderhandeld worden.
Leningen met uitgestelde storting of derivaten
Een andere mogelijkheid om het renterisico te beperken is het aangaan van leningen met uitgestelde storting. Hierbij wordt de rente van de lening vooraf bepaald, maar ligt de opnamedatum verder in de toekomst. Dit uit zich over het algemeen wel in een hogere rente. Het voordeel is natuurlijk de grote mate van zekerheid.
Een belangrijk nadeel is de verplichting de langlopende lening ook daadwerkelijk op te nemen. Dit kan ertoe leiden dat de bouwuitgaven achterlopen (of voor) op de financiering. Een goede inschatting van de timing en omvang van de kasstromen is hierbij essentieel. Nog belangrijker is het besef dat een dergelijke structuur een grote verplichting met zich meebrengt en daarmee alleen moet worden aangegaan indien de bouw ook zeker is. Een situatie waarin de bouw niet doorgaat (of grote vertraging oploopt), maar de financiering wel moet worden opgenomen dient te worden voorkomen.
Vaak wordt ervoor gekozen om slechts een deel van de financiering via deze structuur in te richten. Tot slot hebben zorginstellingen de mogelijkheid om binnen de kaders opgesteld door het WFZ en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gebruik te maken van financiële derivaten om het renterisico af te dekken.
Wij denken graag met u mee over uw financieringsstrategie en rentemanagement
Samen met uw instelling brengen wij graag uw specifieke behoeften en mogelijkheden in kaart om zodoende de meest optimale strategie vast te stellen.
Heeft u vragen over uw financieringsmogelijkheden- of strategie of rentemanagement? Neem contact op met Maarten van den Broek voor een vrijblijvend gesprek.
"*" geeft vereiste velden aan