Welwonen over domeinoverstijgend werken in wonen, welzijn en zorg
Welwonen uit Enkhuizen is een bijzondere organisatie. Naast het woonaanbod vanuit de woningcorporatie biedt zij de inwoners van Enkhuizen ook welzijnsdiensten. Afhankelijk van de achtergrond van de lezer roept dit vermoedelijk één van de volgende gedachten op: ‘wat interessant, dit is het domeinoverstijgende werken waar in wonen, welzijn en zorg zo veel behoefte aan is!’, of ‘dit mag toch helemaal niet volgens de Woningwet?’. Over beide gedachten spreken wij met bestuurder Wiesje van der Weide en hoofd financiële zaken Ruud Maartens van Welwonen.
Inhoudsopgave
Welwonen biedt zowel wonen als welzijn. Hoe is dat zo gekomen en hoe is het precies georganiseerd?
Ruud: “Zo rond de eeuwwisseling had Enkhuizen een nogal versnipperd aanbod van welzijnsdiensten. Ook was het welzijnsaanbod in de ogen van de gemeente financieel en bestuurlijk niet stabiel genoeg georganiseerd. Vanuit de gemeente kwam het verzoek of woningcorporatie Woondiensten Enkhuizen de welzijnsorganisaties op één locatie kon huisvesten. Omdat ook een bestuurlijke en financiële professionalisering nodig was, is ook het verzoek gekomen om welzijn bij de corporatie onder te brengen. Dit kon in de praktijk via een personele unie, waarvoor de toenmalige minister Eberhard van der Laan een ontheffing heeft verleend.”
Wiesje vult aan: “Onder de paraplu van Welwonen hebben wij dus een woningcorporatie en een welzijnsstichting. Ik ben bestuurder van beide organisaties en we zijn met elkaar in één gebouw gevestigd. Net als diverse personeelsleden ben ik in dienst van zowel de woningcorporatie als de welzijnsstichting, naar rato van de tijd die wij aan beide organisaties besteden. Aan de andere kant hebben we een strikte scheiding tussen de twee organisaties. Zo zijn alle financiële stromen gescheiden, worden aparte administraties gevoerd en hebben beide organisaties eigen toezichthouders. We voelen ons één organisatie, maar zijn ons ook zeer bewust van het feit dat we vanuit die bijzondere constructie extra verantwoording moeten afleggen.”
Waar zit de meerwaarde van het werken vanuit één organisatie ten opzichte van twee aparte organisaties?
Wiesje: “Het belangrijkste begrip als het gaat over de meerwaarde is ‘nabijheid’. Onze collega’s voelen dat we één organisatie zijn die zowel van wonen als van welzijn is. Mensen die zich bezighouden met verhuur of technisch beheer zitten op kantoor naast een welzijnswerker. Het zijn collega’s die elkaar spreken die bij de koffieautomaat en die kennis delen tijdens een gezamenlijke lunch and learn bijeenkomst. Die nabijheid levert vanuit het perspectief van onze klanten ook veel op. Zo is het eenvoudiger om een integrale wijkaanpak in de praktijk te brengen en te werken vanuit een gemeenschappelijk belang. Wonen en welzijn zitten automatisch met elkaar aan tafel en mede daardoor signaleren we eerder waar in een wijk behoefte bestaat aan ondersteuning.
Omdat mensen in de wijk soms de weg naar een welzijnswerker niet goed kennen of de welzijnswerker moeilijk achter de voordeur komt, hebben wij onze technici opgeleid om vereenzaming of verwaarlozing te signaleren. Dat gebeurt op een informele manier door bij een reparatiebezoek bijvoorbeeld even een praatje met de bewoner aan te knopen. Als er behoefte blijkt te zijn aan ondersteuning, kan onze technische collega mensen op die mogelijkheid attenderen en de behoefte doorgeven aan de welzijnscollega. En die welzijnsmedewerker voelt zich ook echt een collega, dus de samenwerking is veel natuurlijker dan wanneer het contact tussen aparte organisaties moet worden gelegd. Per saldo levert dat voor onze klanten dus ook een vorm van nabijheid op.”
Ruud: “Naast de voordelen vanuit volkshuisvestelijk perspectief leidt de gezamenlijke organisatie ook tot een kostenvoordeel. Omdat de bedrijfseconomische omvang van het welzijn relatief klein is – de omzet bedraagt ongeveer € 0,9 miljoen ten opzichte van een huuropbrengst van circa € 16 miljoen bij de woningcorporatie – zagen we dat in het verleden de overhead relatief zwaar op de begroting drukte. De personele unie heeft die situatie verbeterd. De welzijnsstichting zou voor de huidige zes contracturen per week bijvoorbeeld geen bestuurder kunnen vinden en beide organisaties zouden een aparte communicatiemedewerker en softwarelicenties nodig hebben. Dat is duurder dan gezamenlijk deze kosten te dragen. Door als één organisatie te werken, besparen we maatschappelijke middelen die weer ten goede komen aan onze klanten.”
Wat merkt Welwonen in de praktijk van het combineren van wonen en welzijn?
Ruud trapt af: “Het combineren van wonen en welzijn past goed bij de gedachte dat kwetsbare mensen beter geholpen zijn als corporaties en welzijns- en zorginstellingen beter samenwerken. We kunnen vanuit de samenwerking gemakkelijker domeinoverstijgende initiatieven nemen. Zo hebben we een sociaal eetcafé waar mensen kunnen komen eten aan een specifieke ‘ontmoetingstafel’. Als je daar gaat zitten, heb je altijd aanspraak. Dat werkt tegen eenzaamheid. Ook is er een jongerencafé en een tienerhonk. Jongeren kunnen daar bijvoorbeeld muziekoptredens geven en samen podcasts maken. Of als ze thuis om welke reden dan ook niet goed aan hun huiswerk toekomen, kunnen ze deelnemen aan huiswerkmiddagen. Vanuit Welwonen kunnen we gemakkelijk sturen op de juiste combinaties van gebouw(locatie) en activiteiten en zo een optimaal aanbod creëren.
Ook organiseert welzijn bijeenkomsten voor mantelzorgers en mensen met beginnende dementie. Daar kunnen we mensen informeren over het pad dat hen te wachten staat en welke mogelijkheden er zijn voor ondersteuning in wonen én welzijn. Die bijeenkomsten organiseer je vanuit één organisatie relatief gemakkelijk en voorzien in een grote maatschappelijke behoefte.”
Wiesje voegt toe: “Eigenlijk kun je zeggen dat bewoners niet zo veel meer van de samenwerking merken. De combinatie is de nieuwe standaard geworden. En het helpt ons om onze klanten op een hele mensgerichte manier te helpen.
Dat geldt via onze woonschool bijvoorbeeld ook voor klanten die nieuw zijn in Nederland. Zodra een statushouder de sleutel krijgt voor een woning, krijgt deze ook de hand van een welzijnswerker. Samen gaan zij naar de woning. De buren weten dan al dat zij nieuwe buren krijgen die niet uit Nederland komen, want de welzijnswerker is al langs geweest. Met de welzijnswerker wordt de woonschool doorlopen: hoe kook je in een westerse keuken? Wat zijn de ongeschreven regels in de wijk? Er is een interactief spel met het gezin waarin een brandplan wordt geoefend. En het gaat over technische zaken in de woning: hoe werkt de stoppenkast? Natuurlijk is er ook een bezoek aan het wijkcentrum om kennis te maken met wijkbewoners. Zo heten we nieuwe wijkgenoten welkom.”
Hoe gaan jullie om met het risico dat financiële stromen dicht bij elkaar komen of zelfs worden vermengd?
Wiesje: “De Autoriteit woningcorporaties let scherp op het weglekken van volkshuisvestelijke middelen. De Aw heeft extra aandacht voor ons als gevolg van de manier waarop onze organisatie is ingericht en dat begrijpen we. Dat bewustzijn is gelukkig aanwezig in de hele organisatie. Je zou kunnen stellen dat we vanuit die verantwoordelijkheid juist extra opletten dat middelen voor de volkshuisvesting niet per ongeluk aan welzijn worden besteed en andersom. In de praktijk betekent dit dat we scherp zijn op bijvoorbeeld de demarcatie van het leefbaarheidsbudget en onszelf daar extra op laten controleren. Zo is het toezicht op een correcte scheiding van de administraties en een juiste doorbelasting van kosten een expliciet en belangrijk onderdeel van de opdracht die wij aan onze accountant meegeven.”
Ruud vult aan: “Vanuit de gemeente merken we dat de scheiding van geldstromen ook belangrijk wordt gevonden. We hebben mede daarom met de gemeente prestatieafspraken gemaakt over welzijn. De welzijnsbudgetten bij de gemeenten nemen af, dus de effectiviteit van de inzet van middelen heeft terecht aandacht. Aan de andere kant merken we ook dat de gemeente minder in hokjes denkt en meer vanuit vertrouwen werkt als het gaat om de manier waarop we de beschikbare middelen voor welzijn inzetten.”
Hebben jullie nog een belangrijkste tip voor collega-corporaties die ook zoeken naar meer verbinding met welzijns- of zorginstellingen?
Wiesje: “Ik heb er eigenlijk drie. De allerbelangrijkste is om nabijheid te organiseren. Dat betekent het stimuleren van het gevoel van één organisatie met één missie in één kantoor. Daarnaast is het belangrijk dat een bestuurder zich committeert aan een gelijk belang van wonen en welzijn, ook als het aandeel van welzijn in de praktijk veel kleiner is dan dat van de woningcorporatie. Tot slot is draagvlak bij de gemeente van belang. Er moet vertrouwen zijn en de gemeente moet het voordeel zien van het werken met één organisatie. Als dat lukt, ben je in staat om echt meerwaarde te leveren voor de kwetsbare doelgroepen die je wilt bedienen.”
Meer weten over het thema wonen, welzijn en zorg?
Heeft u vragen over de verbinding met welzijns- of zorginstellingen? Neem dan contact op met Michiel Majoor. Wilt u meer weten over het speelveld van wonen en zorg? Tijdens de training Zorgvastgoed in perspectief staan we stil bij de ontwikkelingen binnen dit thema. We bekijken de spelers en belangen die rondom het onderwerp spelen. Met deze kennis kunt u weloverwogen beslissingen maken rondom zorgvastgoed en de portefeuillestrategie.
Meer verdieping in de businesscase van (woon)zorgvastgoed vindt u tijdens de training De businesscase van zorgvastgoed.
"*" geeft vereiste velden aan