Impact Wlz-tarieven 2026 voor VVT
De Miljoenennota 2026 brengt belangrijke veranderingen voor de Verpleging, Verzorging en Thuiszorg. Voor de langdurige zorg komen meer middelen beschikbaar voor huisvesting. Daarnaast staan voor 2026 bezuinigingen gepland voor de langdurige ouderenzorg, weliswaar in mindere mate dan oorspronkelijk gepland als gevolg van de afspraken die gemaakt zijn in het Hoofdlijnenakkoord Ouderenzorg (HLO). Er blijft daarmee een structurele uitdaging bestaan. In dit artikel zetten we de belangrijkste gevolgen voor uw instelling op een rij.
Inhoudsopgave
Zorgplannen in een notendop
Op 16 september 2025 presenteerde demissionair minister Heinen van Financiën tijdens Prinsjesdag de Miljoenennota 2026 en de rijksbegrotingen aan de Tweede Kamer. Hoewel nog onduidelijk is of een nieuw kabinet deze koers voortzet, liggen er nu wél concrete besluiten die direct gevolgen hebben voor de Verpleging, Verzorging en Thuiszorg (VVT).
Het demissionaire kabinet kondigt o.a. een structurele investering van € 400 miljoen per jaar aan voor de Normatieve Huisvestingscomponent (NHC). Eerder waren er tussen de brancheverenigingen en de overheid al afspraken gemaakt over verzachtende tariefmaatregelen in de ouderenzorg als gevolg van het Hoofdlijnenakkoord Ouderenzorg (voor een toekomstbestendige ouderenzorg). In dit akkoord zijn ook afspraken gemaakt over de richttariefpercentages voor 2026 en daarnaast gaat ook de bekostiging van de extramurale (ongeclusterde) zorg op de schop. Dit moet leiden tot een besparing, die noodzakelijk is om de verzachting van de tariefmaatregelen in de Wlz structureel te bekostigen.
Ook interessant: Het artikel over de impact Wlz-tarieven 2026 voor GHZ en GGZ
Wlz-tarieven worden via de reguliere indexatie met 5,09% geïndexeerd
De indexatie van de loon- en materiële tarieven voor de Wlz is opgebouwd uit de volgende componenten:
Overheidsbijdrage in arbeidskostenontwikkeling
Elk jaar wordt de looncomponent in de Wlz geïndexeerd met de overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling (OVA). Deze wordt jaarlijks berekend op basis van cijfers die het Centraal Planbureau in maart publiceert in het Centraal Economisch Plan (CEP). In de tarieven voor het aankomend jaar (t) houdt de NZa tevens rekening met een correctie op de definitieve indexcijfers voor het huidige jaar op basis van nacalculatie (t-1). Voor 2026 bedraagt de verwachte loonstijging 4,24%, waarbij zorginstellingen nog eens 0,96% extra krijgen voor de loonstijging in 2025 op basis van nacalculatie. De looncomponent wordt voor 2026 geïndexeerd met 5,24%[1]. Dit betreft de indexatie exclusief de impact van het HLO.
Prijsindexcijfer particuliere consumptie
Voor de materiële kosten geldt eenzelfde systematiek, waarbij de materiële component jaarlijks wordt geïndexeerd met het prijsindexcijfer particuliere consumptie (ppc-index). Ook deze wordt gepubliceerd door het CPB in het Centraal Economisch Plan. Voor 2026 verwacht het CPB een kostenstijging van 2,10% (t). De nacalculatie voor 2025 leidt nog eens tot een additionele kostenstijging van 2,39%, waardoor de materiële component 4,54% hoger komt te liggen[2].
Onderstaande tabel geeft inzicht in hoe de indexaties tot stand zijn gekomen. Voor het bepalen van de uiteindelijke tariefindexatie geldt een loon/materiaal verhouding van 78%/22%, waardoor de gemiddelde indexatie van de zorgtarieven (loon & materieel) uitkomt op 5,09% voor 2026.
Indexatie Wlz-tarieven (exclusief HLO) | 2025 | 2026 |
Loon | 5,23%[3] | 5,24% |
Loon t-1 | 1,01% | 0,96% |
Loon t | 4,18% | 4,24% |
Materieel | 2,41%[4] | 4,54% |
Materieel t-1 | 0,58% | 2,39% |
Materieel t | 1,82% | 2,10% |
Tariefindexatie (verhouding 78%/22%) | 4,61% | 5,09% |
Hoofdlijnenakkoord Ouderenzorg verlaagt de Wlz-tarieven met 1,73% in 2026
In het coalitieakkoord van kabinet Rutte IV waren vanaf 2026 diverse bezuinigingen in de Wlz-ouderenzorg voorzien. Deze betroffen onder meer behandeling, meerjarig contracteren, opschaling van digitale zorg en de doorontwikkeling van het kwaliteitskader. Bij ongewijzigd beleid zouden deze tariefmaatregelen in 2026 leiden tot een besparing van € 502 miljoen, oplopend tot een structurele bezuiniging van € 664 miljoen vanaf 2030.
Met het nieuwe hoofdlijnenakkoord verdwijnen bovenstaande maatregelen als grondslag voor de bezuinigingen. In het HLO zijn verzachtende maatregelen opgenomen om de tariefimpact te verlagen. In de periode 2026-2030 wordt het totaal aan bestaande tariefmaatregelen in de ouderenzorg verlaagd met € 242 miljoen tot € 264 miljoen. Vanaf 2031 geldt een structurele verzachting van € 250 miljoen. Deze aanpassing biedt zorgaanbieders extra financiële ruimte om de toegankelijkheid van zorg te waarborgen.
Impact HLO (bedragen x € 1 miljoen) | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 |
---|---|---|---|---|---|
Tariefmaatregelen zonder HLO | -€ 502 | -€ 543 | -€ 582 | -€ 625 | -€ 664 |
Verzachtende maatregelen HLO | € 242 | € 243 | € 242 | € 245 | € 264 |
Aangepaste tariefmaatregel | – € 260 (- 1,73%) | – € 300 (- 2,03%) | – € 340 (- 2,32%) | – € 380 (- 2,62%) | – € 400 (- 2,79%) |
In 2026 wordt in totaal € 260 miljoen bezuinigd op het Wlz-budget voor loon & materieel. Met de aangepaste tariefmaatregel daalt het Wlz-tarief voor de reguliere zzp en vpt prestaties met 1,73% (exclusief reguliere indexatie). Per saldo stijgen de Wlz-tarieven in de ouderenzorg met 3,35% in 2026.
Indexatie Wlz-tarieven 2026 | Index zonder HLO | Impact HLO | Index met HLO |
---|---|---|---|
Loon | 5,24% | -1,73% | 3,51% |
Materieel | 4,54% | -1,73% | 2,81% |
Tariefindexatie (verhouding 78%/22%) | 5,09% | 3,35% |
Inzet enveloppe betere ouderenzorg voor verzachtende maatregelen tarieven
De verzachting van de tariefmaatregelen wordt begrotingstechnisch gedekt vanuit verschillende posten. In het Regeerprogramma is vanaf 2027 een bedrag van € 600 miljoen per jaar gereserveerd voor betere ouderenzorg (de zogenaamde ‘enveloppe voor betere ouderenzorg’). In de periode 2026-2029 wordt vanuit de enveloppe voor betere ouderenzorg tijdelijk geld ingezet voor de verzachting van de Wlz-bezuinigingen. Onderdeel van het akkoord is dat deze middelen voor een bedrag van € 281 miljoen deels als dekking mogen worden verschoven naar 2026. Uitgangspunt is dat de inzet van de middelen uit de enveloppe niet ten koste gaat van de structurele ambities voor nieuwe zorg/verpleegplekken, maar met enige vertraging beschikbaar komt.
Dekking (bedragen x € 1 miljoen) | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | Structureel |
---|---|---|---|---|---|---|
Enveloppe voor betere ouderenzorg | € 600 | € 600 | € 600 | € 600 | € 600 | |
Bijdrage enveloppe naar tarieven | -€ 281 | -€ 229 | -€ 148 | -€ 41 | ||
Kasschuif enveloppe | € 281 | -€ 171 | -€ 92 | -€ 18 | ||
Restant enveloppe | € 200 | € 360 | € 540 | € 600 | € 600 |
Wlz-zorg zonder verblijf
Het inzetten van middelen uit de enveloppe voor betere ouderenzorg is een tijdelijke maatregel. De structurele besparing moet komen vanuit een besparing op de Wlz-zorg zonder verblijf. Een nieuwe leveringsvorm moet vanaf 2027 een besparing opleveren van € 120 miljoen, oplopend tot € 360 miljoen structureel vanaf 2030.
Hiervoor wordt een wetsvoorstel voorbereid om de Wlz-zorg zonder verblijf in natura te vereenvoudigen naar één nieuwe leveringsvorm, met zorg op maat als uitgangspunt. Vanaf 2027 verwerken zorgkantoren in hun inkoopbeleid het principe dat het MPT in beginsel voorrang heeft op het VPT bij ongeclusterde zorg zonder verblijf. Het MPT wordt daarbij zo ingericht dat deze onnodige administratieve lasten voor zorgverleners moet voorkomen. VPT blijft van toepassing voor geclusterd wonen en gaat terug naar één prestatie. Deze vereenvoudiging moet leiden tot een besparing.
Waar de huidige Wlz intramurale zorg als uitgangspunt hanteert, keert de wetswijziging dit om: zorg zonder verblijf wordt het uitgangspunt, totdat dit niet langer verantwoord of passend is. Door deze hogere instapdrempel ontstaat meer zekerheid voor de meest kwetsbare cliënten, voor wie verpleeghuiszorg beschikbaar blijft wanneer dat nodig is. In onderstaande tabel staan de geraamde besparingen als gevolg van de wijzigingen in de Wlz-zorg zonder verblijf.
Besparing (bedragen x € 1 miljoen) | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | Structureel |
---|---|---|---|---|---|---|
Wlz-zorg zonder verblijf | € 120 | € 200 | € 310 | € 360 | € 360 |
De structurele besparing vanuit bovenstaande maatregel moet de demping van de tariefbezuinigingen op structurele basis bekostigen.
NHC: tariefstijging van 13%
De NZa liet TNO de NHC doorrekenen en concludeerde dat een stijging van circa 13% noodzakelijk is. Het kabinet maakt hiervoor vanaf 2026 structureel € 400 miljoen per jaar vrij. Per 2026 stijgen de NHC-tarieven als gevolg van de maatregel met 15,5% (13% tariefverhoging, 2,5% reguliere indexatie). Voor VVT-instellingen betekent dit een welkome verhoging van de huisvestingsvergoeding na jaren van achterblijvende tarieven.
Deze extra middelen stellen instellingen in staat om achterstallig onderhoud aan te pakken, gebouwen te verduurzamen en te investeren in moderne zorgomgevingen. Voor instellingen die worstelen met verouderde infrastructuur biedt dit eindelijk perspectief op structurele verbetering.
Richttariefpercentages 2026
De NZa publiceert jaarlijks maximumtarieven die als uitgangspunt dienen voor de tariefonderhandelingen. Zorgkantoren onderhandelen vervolgens met individuele zorgaanbieders en hanteren daarbij doorgaans een afslag op dit maximum.
Voor het vaststellen van het richttarief gebruikt ZN de meest recente jaarrekeningen van zorgaanbieders. In deze berekening worden naast de operationele resultaten ook financieringsbaten en -lasten meegenomen. Een belangrijk uitgangspunt is dat minimaal 75% van de zorgaanbieders een neutraal of positief resultaat moet kunnen behalen. Dit geldt zowel naar aantal aanbieders als naar marktaandeel.
Richttarieven 2025 en 2026
Voor 2025 hebben de zorgkantoren (ZN) het richttarief voor de ouderenzorg op 96,4% van het maximumtarief vastgesteld. Op 5 september 2025 heeft ZN het landelijk inkoopkader voor 2026 gepubliceerd. Het richttarief is voor 2026 naar beneden bijgesteld naar 95,5% voor de ouderenzorg. Dit betekent een verlaging van 0,9%-punt ten opzichte van 2025. In het HLO is afgesproken dat zorginstellingen de tariefdaling kunnen terugverdienen met opslagen, bijvoorbeeld met plannen die bijdragen aan duurzaamheid, innovatie en duurzame inzetbaarheid van personeel.
Impact op uw organisatie
Deze plannen hebben de komende jaren impact op de exploitatie van uw zorginstelling. Zonder eventuele bijsturing heeft dit een negatieve impact op de investeringscapaciteit en de financiële positie van uw organisatie. De meerjarenraming is een zeer geschikt middel om de effecten en consequenties te kwantificeren en door te rekenen.
Wilt u verder kijken dan de begroting en weten wat dit betekent voor de haalbaarheid van uw strategisch (vastgoed)beleid en financiële continuïteit? Neem contact op met Daan van Houtum om hier vrijblijvend over te sparren.
[1] De berekening voor de indexatie loonkostenvergoeding is als volgt: (1+0,0096)*(1+0,0424) = 5,24%
[2] De berekening voor de indexatie materiële vergoeding is als volgt: (1+0,0239)*(1+0,0210) = 4,54%
[3] De berekening voor de indexatie loonkostenvergoeding is als volgt: (1+0,0101)*(1+0,0418) = 5,23%
[4] De berekening voor de indexatie materiële vergoeding is als volgt: (1+0,0058)*(1+0,0182) = 2,41%
"*" geeft vereiste velden aan