Stimulering woningbouw: te laat en voorlopig geen effect
Opeens spreekt men in politiek Den Haag over een crisis op de woningmarkt, over de ramp die zich daar voltrekt. Dat is elf jaar nadat de crisis in 2008 begon en zeven jaar nadat in 2012 de crisis met het kabinet Rutte / Samson verdiept is. Dat kabinet heeft de woningbouw verder in laten zakken, waardoor er ook een enorme uitstroom van bouwvakkers uit de bedrijfstak bouwnijverheid heeft plaats gevonden. Mede hierdoor is het nu niet mogelijk om voldoende woningen te bouwen. Het is dus rijkelijk laat om nu na zoveel jaren over een crisis te spreken en maatregelen te nemen.
Dit jaar zijn wel al de woondeals gesloten tussen het Rijk en de vijf regio’s waar het woningtekort het grootste is. De eerste begin dit jaar met Groningen; de laatste medio dit jaar met de Metropool Regio Amsterdam. Dit waren afspraken over een versnelling van de woningbouw met een bijna lege portemonnee. Kans van slagen is dan niet zo groot. Met de begroting voor 2020 is deze portemonnee wat gevuld. Het werd hoog tijd.
Aantal woningen met bouwvergunningen daalt
Stimulering van de woningbouw is hard nodig. Het aantal woningen waarvoor een bouwvergunning wordt verstrekt, bevindt zich in een neerwaartse glijvlucht. In juli 2019 was het 12-maands voortschrijdend jaartotaal slechts 62.441 woningen. En dan zal de ‘stikstof uitspraak’ van de Raad van State de neergang naar verwachting nog verder versterken. Het kabinet stelt nu € 2 miljard beschikbaar om de woningbouw te stimuleren. Het is de vraag op welke termijn dit effect heeft. De ene helft van dit bedrag gaat naar gemeenten in vier jaarlijkse tranches van € 250 miljoen voor woningbouw, de daarmee verbonden infrastructuur en de stikstof problematiek. Het is nu nog niet duidelijk welke voorwaarden aan gemeenten gesteld zullen worden om een bijdrage te ontvangen uit dit budget. Hierdoor kan de effectiviteit ook nog niet goed beoordeeld worden.
Keerzijde van de heffingsvermindering
De andere helft van het bedrag gaat naar woningcorporaties in de vorm van een heffingsvermindering op de verhuurderheffing. Deze heffingsvermindering bedraagt gedurende 10 jaar jaarlijks € 100 miljoen. We hebben eerder een dergelijke regeling gehad. In 2017 was er een heffingsvermindering voor de bouw van betaalbare huurwoningen. Zo op het oog was het een groot succes. Voor 20.404 betaalbare huurwoningen is een heffingsvermindering gereserveerd. De keerzijde is dat deze woningen niet allemaal gerealiseerd zullen worden. De verwachting is dat er uitval zal zijn.
Minstens zo belangrijk is dat er geen enkele waarborg is dat het om extra woningen gaat. Het ligt voor de hand dat de heffingsvermindering vooral is aangevraagd voor bestaande plannen. Een toename van de nieuwbouw door woningcorporaties is nog niet te zien. Op jaarbasis realiseren woningcorporaties nog steeds ‘slechts’ 15.000 huurwoningen. De verwachting is dat de werking van de nieuwe heffingsvermindering vergelijkbaar zal zijn. Waarschijnlijk wordt dit vooral een herverdeling van geld binnen de corporatiesector voor de corporaties die het snelst een aanvraag indienen zonder de waarborg dat er veel extra huurwoningen worden gebouwd.
Wat precies het effect gaat zijn wordt pas veel later duidelijk. Woningcorporaties krijgen enkele jaren de tijd om de woningen, waarvoor een heffingsvermindering is aangevraagd, te realiseren. We kunnen nu nog de illusie koesteren dat het beleid daadkrachtig is.
"*" geeft vereiste velden aan