Wat zeggen de richtlijnen van de RJ nu over de impairment?
De laatste jaren wordt in het jaarrekeningdossier veel tijd besteed aan omzetverantwoording, met name in de jeugd en WMO. Ook de Wet Normering Topinkomens blijft een dossier waarbij iedereen zich eigenlijk afvraagt of het de tijd en de kosten nog wel waard is. Verder is de accountant steeds scherper geworden op de vorming van onderhoudsvoorzieningen, waar wel wat voor te zeggen valt. Een ander jaarlijks terugkerend dossier is de impairmenttoets van de materiele vaste activa. Hoogste tijd om even stil te staan bij de RJ richtlijnen.
Indicatie van een bijzondere waardevermindering (RJ 121.203)
De RJ schrijft voor dat een rechtspersoon op iedere balansdatum dient te beoordelen of er aanwijzingen zijn dat een actief aan een bijzondere waardevermindering onderhevig kan zijn. Indien dergelijke indicaties aanwezig zijn, dient de rechtspersoon de realiseerbare waarde van het actief te schatten (RJ 121.203). In dat geval is het dus allereerst van belang of er indicaties aanwezig zijn. De RJ somt vervolgens een lijst aan indicaties op, die de rechtspersoon in ieder geval dient te betrekken.
Voorbeelden van externe ontwikkelingen zijn een stijgende marktrente en duidelijke aanwijzingen dat de reële waarde van een actief beduidend meer is gedaald dan verwacht. Bijvoorbeeld doordat de bezetting sterk is gedaald. Ten aanzien van interne ontwikkelingen geeft de RJ als voorbeeld of er uit interne rapportages blijkt dat de economische prestaties van een actief beduidend minder zijn. Voorbeeld hiervan kan zijn dat de onderhoudsuitgaven aanzienlijk hoger liggen dan eerder begroot.
Bedrijfswaarde op basis van redelijke en onderbouwde kasstromen (RJ 121.302)
Aangezien zorgvastgoed nog maar beperkt verhandelbaar is en het in het merendeel van de gevallen gaat om voortzetting van de eigen bedrijfsvoering, schrijft de RJ voor bij de bepaling van de realiseerbare waarde uit te gaan van de bedrijfswaarde (RJ 121.302). Voor de bepaling van de bedrijfswaarde is het van belang allereerst een kasstroomprognose vast te stellen. Zoals de RJ het formuleert op basis van redelijke en onderbouwde veronderstellingen. Met andere woorden, in lijn met de begroting en de goedgekeurde meerjarenraming. Waarbij niet teveel rekening is gehouden met groei, maar wel met concrete bezuinigingen en een mogelijke toekomstige tariefdruk. Voor dit laatste dient wel een concrete aanleiding te zijn. Bijvoorbeeld in contractafspraken met verzekeraars of de onderhandelbaarheid van de NHC. De RJ onderkent dat een reële prognose maximaal vijf jaar kan beslaan. Indien de levensduur langer is, moet uitgegaan worden van extrapolatie met eventueel een onderbouwde en te rechtvaardige conservatieve of negatieve groeivoet en een inschatting van de netto kasstroom bij afstoten.
De disconteringsvoet bevat de actuele marktrente (RJ 121.323)
De kasstromen dienen vervolgens contant te worden gemaakt met de disconteringsvoet vóór belasting die zowel de actuele marktrente als de specifieke risico’s van het object weergeeft. De disconteringsvoet dient geen risico’s weer te geven waarmee in de toekomstige kasstromen al rekening is gehouden (RJ 121.323). Vervolgens geeft de RJ nog een verdere duiding. De disconteringsvoet die de actuele marktrente en de specifieke risico’s van een actief weergeeft, is de rendementseis die investeerders zouden stellen indien zij een investering overwegen die voor wat betreft omvang van de kasstroom, tijd en risico vergelijkbaar is. Aangezien er nog te weinig markttransacties zijn, schrijft de RJ voor om de gemiddelde vermogenskosten van een ter beurze genoteerd rechtspersoon die een enkel actief (of een portefeuille van activa) vergelijkbaar in termen van capaciteit en risico (RJ 212.324). Hoewel de RJ het niet zo specifiek voorschrijft, is dit de Weighted Average Cost of Capital (WACC). Aangezien de RJ spreekt over actuele marktrente is het ons inziens van belang binnen de WACC gebruik te maken van de huidige spot rate (10-jaars IRS) en niet de gewogen gemiddelde rentevoet van de huidige leningportefeuille. Lees hier meer over het berekenen van de disconteringsvoet.
Kasstroomgenererende eenheid (RJ 121.5)
Naast het vaststellen van de kasstromen en de disconteringsvoet is het van belang de kasstroomgenerende eenheid te bepalen. De RJ stelt hierbij dat op het moment dat er een aanwijzing bestaat dat een actief aan een bijzondere waardevermindering onderhevig kan zijn, de realiseerbare waarde voor het individuele actief dient te worden geraamd. Indien het niet mogelijk is de realiseerbare waarde voor het individuele actief te bepalen, dient de rechtspersoon de realiseerbare waarde te bepalen van de kasstroomgenerende eenheid waartoe het actief behoort. Een verpleeghuis wordt daardoor als kasstroomgenerende eenheid gezien. Een locatie van een ziekenhuis is daarentegen een grijzer gebied. Hier neigt het echter ook eerder naar een kasstroomgenerende eenheid, hoe lastig soms de toewijzing van inkomsten en uitgaven zijn te bepalen.
Terugneming van een bijzondere waardeverminderingsverlies (RJ 121.6)
Actueler op dit moment is dat accountants zich richten op het terugnemen van eerder genomen waarderverminderingen. Bijvoorbeeld vanwege de hogere tarieven in de WLZ. Hierbij dient de zorginstelling er rekening mee te houden dat de nieuwe boekwaarde niet hoger dan boekwaarde voor afwaardering minus afschrijvingen mag zijn.
Kosteloos een eenvoudige tool voor een onderbouwde disconteringsvoet?
Finance Ideas ondersteunt zorginstellingen bij het bepalen van de bedrijfswaarde op locatie niveau. Uitgangspunt is een integrale benadering waarbij de parameters één op één aansluiten op de meerjarenraming. Voor de disconteringsvoet heeft Finance Ideas een relatief eenvoudig model ontwikkeld die u kosteloos kunt aanvragen en u in staat stelt de discussie met de accountant aan te gaan. Heeft u vragen of wilt u sparren over de bedrijfswaarde, de meerjarenraming of de richtlijnen van de RJ? Neem contact op met onze adviseurs, zij denken graag met u mee.
"*" geeft vereiste velden aan