Wat is de impact van de nieuwe Wlz-tarieven 2024?
Op 27 juni 2023 heeft de NZa de nieuwe beleidsregel inzake zzp- en vpt-tarieven voor de Wlz vastgesteld. In dit artikel gaan we kort in op de gewijzigde uitgangspunten, die aan de herijking ten grondslag liggen. Ook leggen we de relatie met de loonstijging die uit de recent afgesloten cao’s volgt. Een belangrijk onderdeel omdat zorginstellingen de kostenstijgingen die volgen uit de cao niet volledig gecompenseerd krijgen in de tarieven voor volgend jaar.
Ontwikkeling loon en materiële tarieven in 2024
De ontwikkeling van de loon- en materiële tarieven voor de Wlz zijn opgebouwd uit de volgende componenten:
Overheidsbijdrage in arbeidskostenontwikkeling
Elk jaar wordt de looncomponent in de Wlz geïndexeerd met de overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling (OVA). Deze wordt jaarlijks berekend op basis van cijfers die het Centraal Planbureau in maart publiceert in het Centraal Economisch Plan (CEP). In de tarieven voor het aankomend jaar (t) houdt de NZa tevens rekening met een correctie op de definitieve indexcijfers voor het huidige jaar op basis van nacalculatie (t-1). Voor 2024 bedraagt de verwachte loonstijging 4,94%, waarbij zorginstellingen nog eens 1,55% extra krijgen voor de loonstijging in 2023 op basis van nacalculatie. De looncomponent wordt voor 2024 netto geïndexeerd met 6,56%[1].
Prijsindexcijfer particuliere consumptie
Voor de materiële kosten geldt eenzelfde systematiek, waarbij de materiële component jaarlijks wordt geïndexeerd met het prijsindexcijfer particuliere consumptie (ppc-index). Ook deze wordt gepubliceerd door het CPB in het Centraal Economisch Plan. Voor 2024 verwacht het CPB een kostenstijging van 2,51% (t). De nacalculatie voor 2023 leidt nog eens tot een additionele kostenstijging van 2,06%, waardoor de materiële component 4,62% hoger komt te liggen[2].
Besparing op budget langdurige zorg
Demissionair minister Helder heeft in een Kamerbrief een besparing op het budget voor de langdurige zorg aangekondigd. Het doel: zorginstellingen stimuleren om de transformatie in te zetten om de zorg organiseerbaar en financieel houdbaar te maken. Deze besparing is opgebouwd uit twee maatregelen. De eerste maatregel moet leiden tot een efficiency die voortvloeit uit het afsluiten van meerjarencontracten. Deze maatregel is toepasselijk voor de ouderenzorg, gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg en heeft een impact van circa -/-0,42% op de tarieven in 2024[3]. De tweede maatregel heeft betrekking op de doorontwikkeling van het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg. In deze maatregel wordt een ombuiging van de tarieven met ruim -0,8% beoogd in 2024. Deze maatregel is, zoals de naam al aanduidt, alleen van toepassing op de ouderenzorg.
De loon- en materiële component van de Wlz-tarieven stijgt als gevolg van de maatregelen met 4,94% voor de ouderenzorg en 5,72% voor de gehandicaptenzorg (en geestelijke gezondheidszorg). Onderstaande tabel geeft inzicht hoe de indexaties tot stand zijn gekomen.
Tabel 1. Tariefontwikkeling Wlz
Indexatie Wlz-tarieven | 2023 | 2024 |
---|---|---|
Loon t-1 | 0,55% | 1,55% |
Loon t | 4,74% | 4,94% |
Tariefindexatie loon | 5,29% | 6,56% |
Materieel t-1 | 9,25% | 2,06% |
Materieel t | 4,87% | 2,51% |
Tariefindexatie materieel | 14,12% | 4,62% |
Tariefindexatie loon/materieel (verhouding 78%/22%)[4] | 7,23% | 6,14% |
Taakstelling Wlz macrokader VVT | n.v.t. | -1,2% |
Taakstelling Wlz macrokader GHZ en GGZ | n.v.t. | -0,42% |
Netto tariefindexatie VVT | 7,23% | 4,94% |
Netto tariefindexatie GHZ en GGZ | 7,23% | 5,72% |
De tariefontwikkeling in relatie tot de recente cao-afspraken
Recent zijn brancheverenigingen in de ouderenzorg, gehandicaptenzorg en de geestelijke gezondheidszorg met de vakbonden tot nieuwe cao-afspraken gekomen. De nieuwe cao-afspraken zijn een antwoord op de hoge inflatie van afgelopen jaar en op de groeiende loonkloof van zorgmedewerkers ten opzichte van andere sectoren. De afspraken in de verschillende deelsectoren leiden tot een stapsgewijze loonstijging van 10% tot 15% tot en met 2024 (afhankelijk van de sector). Daarnaast zijn in de verschillende cao’s onder andere ook afspraken gemaakt over een hogere reiskostenvergoeding, een betere vergoeding voor onregelmatig werken en meer zeggenschap bij roostering.
De totale stijging van de personeelskosten ligt als gevolg van deze maatregelen nog hoger. Ook leiden deze maatregelen tot een herwaardering van de personele verplichtingen op de balans (met een eenmalige resultaatimpact). De indexatie van de looncomponent in de Wlz is momenteel, ook los van de besparing op macrokader, onvoldoende om de impact van de verschillende cao’s op te vangen. Of de tarieven in de nacalculatie van 2024 de loonstijging volledig compenseren? Dat moet de tijd uitwijzen.
Overige tariefontwikkelingen
De tarieven staan vanuit meerdere kanten onder druk. Hieronder volgt een opsomming van de overige ontwikkelingen die een impact hebben op de opbrengsten:
- De NZa heeft voor 2024 een herijking vermogenskostenvoet van de nhc- en nic-systematiek doorgevoerd. De daling van de vermogenskostenvoet van 4,65% naar 4,03% leidt tot een verlaging van de nhc met gemiddeld 4,2% en van de nic met gemiddeld 2,6%.
- De besparing op het Wlz-budget die in de tarieven van 2024 zijn verwerkt, is slechts de eerste stap. Als gevolg van meerjarige contractering loopt de structurele besparing in de drie sectoren op tot -/-0,5% in 2026. In de ouderenzorg loopt de totale besparing (inclusief de doorontwikkeling van het Kwaliteitskader) op tot circa -/-3% in 2026. In een interview bij ZorgVisie benadrukt (inmiddels demissionair) minister Conny Helder dat ouderenzorginstellingen financiële problemen zelf moeten oplossen en de tariefdruk vanuit een efficiëntere exploitatie moeten accommoderen.
- De maximumtarieven die de NZa jaarlijks publiceert zijn onderhandelbaar. De zorgkantoren spreken met individuele aanbieders een tarief af waarbij zij een afslag hanteren op het maximum tarief. In het landelijk inkoopkader heeft Zorgverzekeraars Nederland het richttariefpercentage voor 2024 vastgesteld op 95,5% voor de ouderenzorg en 95,7% voor de gehandicaptenzorg. Het uitgangspunt voor deze percentages is dat 75% van de zorginstellingen met deze tarieven een neutraal of positief resultaat moet kunnen realiseren. In 2023 was het richttariefpercentage nog vastgesteld op 95,8%. Op dit percentage kunnen individuele zorgaanbieders nog wel opslagen ‘verdienen’. Hoe dit voor individuele aanbieders uitpakt en welke verplichtingen hier tegenover staan, zal komend jaar moeten blijken.
Impact op uw organisatie
De nieuwe tarieven die volgen uit de recent gepubliceerde beleidsregel van de NZa leidt tot lagere opbrengsten en heeft daarmee (zonder bijsturing) een negatieve impact op de investeringscapaciteit en financiële positie van uw organisatie. De meerjarenraming is een zeer geschikt middel om deze effecten te kwantificeren en om door te rekenen wat dit betekent voor individuele zorginstellingen.
Wilt u verder kijken dan de begroting en wilt u weten wat dit betekent voor de haalbaarheid van uw strategisch (vastgoed) beleid en financiële continuïteit in het algemeen? Neem contact op met Daan van Houtum om hier eens vrijblijvend over te sparren.
[1] De berekening voor de indexatie loonkostenvergoeding is als volgt: (1+0,055)*(1+0,0494)-1 = 6,56%
[2] De berekening is als volgt: (1+0,0206)*(1+0,0251)-1= 4,62%
[3] De netto afslag op de tarieven als gevolg van de twee maatregelen hebben we afgeleid door de gepubliceerde tarieven af te zetten tegen de verwachte tarieven op basis van enkel de ppc-index en ova (voor zzp 4 tot en met zzp 7 in de ouderenzorg en gehandicaptenzorg).
[4] De gemiddelde verhouding loon/materieel van de meest voorkomende zzp’s in de langdurige zorg (zzp4 tot en met zzp7 in de ouderenzorg en gehandicaptenzorg, inclusief behandeling en dagbesteding)