KPMG over de fiscale consequenties van de beleidswaarde 2.0
Veel corporaties hebben vragen rondom de fiscale gevolgen van de introductie van de nieuwe beleidswaarde. Hoe zit het bijvoorbeeld met de aangifte vennootschapsbelasting (VPB)? Welke invloed heeft de Wet minimumbelasting 2024? Met welke consequenties moeten corporaties rekening houden?
In een gesprek met Arjan Nieborg, belastingadviseur bij KPMG Meijburg & Co en docent bij de Finance Ideas Academy, beantwoorden we deze vragen.
Inhoudsopgave
Voorzie je fiscale gevolgen van de introductie van de beleidswaarde 2.0?
“Het belangrijkste uitgangspunt voor de aangifte VPB is de historische kostprijs minus afschrijvingen of de fiscaal lagere bedrijfswaarde. De commerciële waardering is niet direct van invloed op de VPB. Tegelijkertijd zie je wel dat er ontwikkelingen zijn waarbij de commerciële jaarrekening mogelijk wel impact heeft, zoals de introductie van de Wet minimumbelasting 2024.”
Welke invloed heeft de Wet minimumbelasting 2024?
“De Wet minimumbelasting 2024 is kort geformuleerd van toepassing op ondernemingen met een omzet van minimaal € 750 miljoen. Dit is in beginsel gebaseerd op het omzetbegrip van de commerciële jaarrekening. De ongerealiseerde waardeverandering is veelal volatieler wanneer corporaties op marktwaarde moeten waarderen dan bij een waardering op de beleidswaarde. Vermoedelijk vallen bij een waardering op beleidswaarde dan ook minder corporaties onder het bereik van de Wet minimumbelasting 2024.”
Zeg je dan dat de beleidswaardewijziging positief kan uitpakken voor grotere corporaties?
“Niet voor de VPB, mogelijk wel voor de Wet minimumbelasting 2024. Voor de vennootschapsbelasting blijft het uitgangspunt immers dat niet-gerealiseerde waardeveranderingen niet meetellen voor het bepalen van je belastingdruk.”
Zijn er verder nog gevolgen voor de veranderingen in de commerciële jaarrekening die raken aan de VPB?
“Ja, doordat de beleidswaarde 2.0 in de toekomst de grondslag wordt voor de jaarrekening, wijzigt ook de fiscale positie in de jaarrekening. Het heeft geen effect op de bepaling van het belastbaar bedrag voor de VPB, maar de aanpassing zit voornamelijk in de berekening van het effectieve belastingtarief en de toelichting van de jaarrekening.”
Zijn er andere posten of uitdagingen aan de fiscale kant?
“Nou, ik kan me voorstellen dat corporaties, voordat ze gaan slopen, fiscaal een afwaardering willen plegen. De beleidswaarde van de ‘sloopwoningen’ zou dan de input voor de eventuele fiscale afwaardering kunnen zijn. Dat is een voorbeeld van een aspect met een mogelijke link naar de fiscaliteit. Maar de echte directe effecten zijn wat mij betreft vrij gering.”
Zie je in de praktijk discussies over onderhoudsnormen en fiscaliteit?
“Ja, het onderhoud wordt commercieel vaak op complexniveau ingerekend, waar fiscaal alles tot in detail op niveau van verhuureenheid moet worden beoordeeld. In de praktijk zie ik met de Belastingdienst regelmatig discussies over onderhoud versus investeren en het fiscale begrip daarvan. Primair wil je fiscaal zo veel mogelijk steunen op wat je in de commerciële jaarrekening doet. Met de SBR-notitie is daar ook een goede slag in gemaakt. Wel zie je dat ingrijpende vernieuwingen volgens de SBR-notitie een commerciële activering is, terwijl er op fiscaal niveau de splitsing is tussen: wat is onderhoud en wat verbetering? Als er met de beleidswaarde 2.0 vanuit fiscale grondslagen meer op detailniveau wordt gekeken naar onderhoud en verbetering, geeft dit dan ook meer comfort en inzicht in de fiscale verantwoording.”
Weinig fiscaal effect dan dus?
“Wat ik begrijp, is dat de beleidswaarde 2.0 een betere afspiegeling van de waarde van de woningen binnen de corporatiecontext geeft dan de ‘marktwaarde verhuurde staat’. De nieuwe beleidswaarde sluit in die zin beter aan bij de uitgangspunten voor corporaties.”
“Hoewel ik daar tot op zekere hoogte begrip voor heb, blijft het problematisch dat je een sector die evident niet naar winst streeft, belastingplichtig maakt. De fiscale wetgeving creëert een parallelle wereld waarin corporaties winstgevend lijken, terwijl ze dat bedrijfseconomisch niet zijn.”
En hoe zie jij de discussie in de sector over de VPB?
“Het blijft wonderlijk dat de corporatiesector bij fictie VPB plichtig is gemaakt, zeker voor de DAEB activiteiten. Corporaties zijn niet gericht op winst, maar betalen wel winstbelasting, met name ook door een aantal ficties en wettelijke beperkingen, zoals het verbod op het verantwoorden van de onrendabele top en de afschrijvingsbeperking.”
“Er zijn corporaties die pleiten voor afschaffing van de VPB. Hoewel ik dat principieel kan volgen, verwacht ik dat dit politiek gezien op korte termijn moeilijk wordt. Zeker na de afschaffing van de verhuurderheffing. Bovendien triggert de afschaffing een eindafrekenmoment. Dit heeft door de sterk toegenomen waarde van de woningen ten opzichte van 2008 tot gevolg dat – zonder nadere maatregelen – over het laatste jaar van VPB plicht een forse VPB aanslag kan worden verwacht. Ik zie de oplossing dan ook meer in maatregelen binnen de VPB, waardoor de VPB druk van corporaties aanzienlijk wordt verminderd. Bijvoorbeeld dat corporaties worden gestimuleerd om middels een verduurzamingsaftrek meer te investeren in het verduurzamen en/of de (her)introductie van de herbestedingsreserve.”
In één middag op de hoogte van alle wijzigingen?
Tijdens de training Beleidswaarde 2.0 nemen we u mee in wat precies wordt gewijzigd, de achtergrond van de wijzigingen, de voor- en nadelen ten opzichte van de oude methodiek en de consequenties voor uw corporatie. Bekijk het programma en de data.
Sparren over uw meerjarenbegroting?
Heeft u vragen over uw specifieke situatie of behoefte aan een second opinion op uw meerjarenbegroting? Neem contact op met Daan Vrijmoet of stel uw vraag via onderstaand formulier. Wij kijken bij een second opinion onder meer naar een juiste bepaling van de beleidswaarde en de toetsing aan het herijkte normenkader.
"*" geeft vereiste velden aan